• Artikelen

Geen tijd om stil te staan bij het verleden

Het echtpaar Van Zijp heeft de wederopbouw van Rotterdam meegemaakt en ook het bombardement. Na de oorlog bouwden ze snel hun leven samen op.

Behangverkoper NL Rt SA 4121 7901

Behangverkoper, ca. 1960

Ary Groeneveld, Stadsarchief Rotterdam

“Ons gezin was een van de duizenden gezinnen die in de binnenstad van Rotterdam woonden. In de Westewagenstraat had mijn vader een sigarenwinkel. Het was een heel oud huis, waarvan wij de benedenwoning bewoonden. Die middag 14 mei zaten wij met zijn vijfjes in de woonkamer aan de boterham toen het bombardement losbarstte. Daarbij sloeg een bom schuin voor ons huis in de straat en veroorzaakte een krater met een doorsnede van ongeveer acht meter. De kracht was zo groot dat van ons pand de gehele voorgevel naar binnen werd gedrukt. Er ontstond zo’n geweldige stof- en roetwolk dat het vertrek volledig verduisterd werd. Een duisternis waarmee een donkere nacht niet te vergelijken valt. En toen kwam die uitroep: “leven jullie nog?”. Toen er na enkele minuten een beetje zicht kwam, ontdekte ik dat wij via de gang in de brandgang konden komen, die tussen de woning was aangelegd. Toen wij daardoor naar buiten vluchtten zag ik, naar boven kijkend, de muren naar elkaar toekomen en toen wij amper in de Wagenstraat waren, stortten ze in.”

Uit: ‘En toen was het donker’, verhaal geschreven door meneer Van Zijp in 1999.

Onbewoonbaar

Nou en of meneer en mevrouw Van Zijp geboren en getogen Rotterdammers zijn. Sterker nog, ze hebben het bombardement van de binnenstad meegemaakt, ze woonden beiden in het centrum, bij de Meent. Het verhaal van meneer Van Zijp is zelfs al in een boek verschenen: Onze vaders in het verzet. Het bombardement is een verschrikkelijke ervaring geweest, een ervaring die pas jaren later, toen ze hun leven goed en wel weer op de rit hadden, weer naar boven kwam.

“Na het bombardement was de binnenstad in een klap onbewoonbaar. ”

Na het bombardement was de binnenstad in een klap onbewoonbaar. Alles was weg, ook het woonhuis en de zaak van de familie van mevrouw Van Zijp. Haar vader zei “we hebben niets meer, maar we hebben elkaar nog.” Dat was toch het belangrijkste. Helaas overleed hij een jaar na de bevrijding.

Saamhorigheid

Mevrouw van Zijp ging naar Hilligersberg en meneer van Zijp trok bij familie in. Ze waren toen nog beiden tieners. Elke week had meneer Van Zijp dienst in het Sint Franciscus ziekenhuis, als lid van de reddingsbrigade. Twee leden sliepen in het ziekenhuis en twee bij het doktershuis, dat was dichter bij de barakken die gebouwd waren om de extra zieken op te vangen. Twee van de jongens hadden, stiekem, een schrijfmachine in het Ketelhuis gezet. Daar werd een verzetskrant geschreven, De Wacht, vernoemd naar het houden van de wacht in het gasthuis. Meneer Van Zijp verspreidde de krant. Hij herinnert zich de periode als een tijd waarin samenhorigheid de boventoon voerde. En ondanks een continu aanwezige angst was er ook ruimte voor enig plezier, voor flirten met de verpleegsters voor een extra kop koffie. Maar er waren ook de vrienden die ze verloren tijdens de oorlog.

“En ondanks een continu aanwezige angst was er ook ruimte voor enig plezier, voor flirten met de verpleegsters voor een extra kop koffie. ”

Straatfeesten

Ze herinneren zich beiden nog de vreugde die ze voelden na de Bevrijding. Vlak na de oorlog werden verschillende feesten georganiseerd in de stad, waaronder straatfeesten. Meneer en mevrouw Van Zijp ontmoetten elkaar op zo’n feest. Meneer van Zijp vertelt er met warmte over, maar opschrijven, dat hoeft niet. In ieder geval leidde de ontmoeting tot hun huwelijk, dat nog altijd stand houdt. Trouwen deden ze in Hilligersberg, want “waar het meisje woonde, daar trouwde je, voor het Stadhuis en voor de kerk.”

Opbouwen

Tijd om alles te verwerken na de oorlog was er niet. Ze waren jong en het leven ging verder. Terwijl de stad om hen heen weer stukje bij beetje opgebouwd werd, werkten zij hard aan een betere toekomst. Studeren, werken, een woning zoeken en uiteindelijk trouwen; er was geen tijd om stil te staan bij het verleden. Vooral voor de ouderen, vertelt meneer Van Zijp, moet het moeilijk geweest zijn. “Je was al eigenlijk blij dat je weer gewoon kon gaan werken.” Al in de oorlog kon mevrouw aan een kantoorbaan beginnen. Meneer begon als loopjongen in de textiel en maakte daarna geleidelijk promotie. “Daar was je mee bezig, je was niet vreselijk bezig met de oorlog en de oude stad. Je was bezig met je papier halen: het manufactuurbrevet en mijn middenstandsdiploma.” “Wij gingen alleen maar opbouwen.” Ondertussen werd de stad weer opgebouwd, maar daar schonken meneer en mevrouw weinig aandacht aan, ze hadden genoeg aan hun eigen leven. “Je had geen tijd en aandacht om na te denken over wat mooi en niet mooi was.”

“Je had geen tijd en aandacht om na te denken over wat mooi en niet mooi was.”

Stadsmensen

Het echtpaar verhuisde enkele keren, als er een kindje bijkwam verhuisden ze naar een grotere woning. “Met een extra kindje, mocht je weer een kamertje erbij.” Beiden hebben een voorkeur voor het leven in het centrum van de stad. “Het centrum, dat trekt.” Ze zijn echte stadsmensen. Elke dag lopen ze een rondje. Maar het is niet alsof ze een keuze hadden qua locatie overigens. “Er werd gebouwd en je volgde”. Het huis moest er natuurlijk steeds weer netjes uitzien, met vloerbedekking en mooie overgordijnen onder andere. Gelukkig was dat geen probleem omdat meneer Van Zijp ‘in de textiel’ werkte. Zo kon hij makkelijk de stoffering van hun nieuwe woningen verzorgen. Hij vindt dat de detailhandel behoorlijk veranderd is. Vroeger ging het echt om het bedienen van de klant, maar tegenwoordig is het allemaal zelfbediening geworden. Jarenlang zat er een stijgende lijn in de winkels in de stad, maar nu zie je dat steeds meer winkels leeg komen te staan.

Trots voor de stad

Inmiddels woont het echtpaar boven het wijkcentrum aan de Kipstraat in het Hoogkwartier, naar tevredenheid. Het is levendig in het centrum en ze wonen verschillende activiteiten bij. Mevrouw Van Zijp gymt er graag en samen eten ze bij ‘de pollepel’. Mevrouw Van Zijp heeft altijd veel vrijwilligerswerk gedaan, daar heeft ze nog altijd contacten aan overgehouden. Waar ze dat voor deed? “Om iets te kunnen betekenen voor mensen. Daar doe je het voor, dat heeft mij altijd heel goed gedaan om te kunnen helpen.”

Als meneer Van Zijp de skyline ziet van Rotterdam, voelt hij trots, trots voor de stad en respect en waardering voor de generatie die de stad weer op hebben gebouwd. Hij draagt Jan Prins voor:

“Te Rotterdam ben ik geboren

Onder den adem van de Maas

En liep ik, met mijne eigen stilte,

Temidden van het straatgeraas.”

Trots is het echtpaar ook op hun “17 man eigen volk”: de familie die afgebeeld is op een mooi ingelijst familieportret. De volgende generaties doen het goed.

Het verhaal van
Echtpaar Van Zijp
Onderwerpen
Verhalen